Omdat de artsen denken dat ik aankomend weekend ga bevallen van een prematuur, blijf ik op de verloskamer liggen. Fijn, omdat: ik nu een privékamer heb met eigen badkamer. Minder fijn, omdat: een verlosbed voor geen meter slaapt. Mijn hele lijf doet zeer. Ik word ‘s nachts wakker van de pijn. De verpleegkundige brengt pijnstillers en we kletsen tot ik weer in slaap val. Dat gaat een paar nachten zo. Gek, ik kan me haar niet meer voor me halen. Ik weet haar naam niet meer. Van bijna iedereen herinner ik een naam of ik herken ze, van haar weet ik alleen nog dat ze superlief was en blond haar had.
Na een paar vreselijke nachten, blijken de artsen ongelijk te hebben: ik beval niet dit weekend. Halleluja! Ik mag naar een normale kamer, met een normaal bed en kleine Megan zit nog veilig in mama’s buik. De eerste nacht slaap ik alleen. De volgende dag komt er een andere zwangere dame bij. Dat is een stuk minder eenzaam maar al je privacy is ook meteen de deur uit.
Ik ben het zo zat, maar ik moet volhouden
De routine in een ziekenhuis is wel fijn. Na het ontbijt krijgt eerst mijn kamergenoot een CTG, daarna mag ik. Je kent elkaar net, maar het is heel bijzonder hoe je al met elkaar meeleeft. We zijn opgelucht als we allebei goed nieuws krijgen. Elke dag komt Bas langs. Mijn vader komt geregeld uit zijn werk langs en neemt (elke keer!) muffins voor me mee. Ik krijg bezoek van familie, vrienden en buurtjes. De kamer vult zich met bloemen en kaarten. In de avond bel ik met Bas, kijk ik wat tv, rommel wat op Instagram en dan is het tijd om te slapen. Ik ben het liggen zat, maar het moet. Voor ons meisje. Misschien houden we het wel vol tot 37 weken. Zal ik dan toch niet bevallen van een prematuur?
Wanneer het slechter gaat met mijn kamergenoot, moet ze naar een andere kamer. Maar voor ik het weet, heb ik alweer een nieuwe room-momma. Ze is heel aardig. We delen lief en leed, en het lekkere eten dat we krijgen van ons bezoek. Als ik slecht nieuws krijg, gaat ze met haar man even de kamer uit. Dat slechte nieuws? Pffff…
Een van mijn slechtste ervaringen met een arts
Dr. van Leeuwen. Ik vergeet haar nooit meer. En dat is niet omdat het zo’n goede arts was. Zoals elke ochtend komt Bas langs. Maar omdat hij geen parkeerplek kan vinden, duurt het wat langer. Gelukkig is mijn bestie er. We kletsen wat tot de coassistent met een rolstoel binnenkomt. “Tijd voor een echo, kom je mee?” Ik zou geen echo’s meer krijgen dus ik ben wat verward. Er is een nieuwe gynaecoloog van dienst en ze wil een echo. Ok, prima. Ik word van de ene kant van het ziekenhuis naar de andere kant gereden. De arts oogt druk, chaotisch. Ze rent op haar hakjes de kamer door. Ik geef aan dat Bas er zo is, maar ze wil niet wachten. Tess mag gelukkig wel bij de echo zijn. Wat bijzonder!, dachten we nog…
Tranen lopen over mijn wangen
De gynaecoloog en assistent praten druk met elkaar terwijl ze naar de echobeelden kijken. “We kijken eerst en leggen zo alles uit.” Prima, dacht ik. En dan floept ze het heel nonchalant, bijna kil, uit: “Mevrouw, u moet er serieus mee rekening houden dat uw kind het syndroom van Down heeft.” Ik schrik, Tess schrikt. Tranen lopen over mijn wangen. Maar voor ik het weet, zit ik alweer in de rolstoel. Er moet bloed afgenomen worden voor een NIPT. Pas op de afdeling zie ik Bas weer. Ik begin meteen weer te huilen en hij schrikt zich natuurlijk kapot. Op de kamer leg ik alles uit.
Ondanks alle extra stress, blijven de CTG’s goed en zijn Megan en ik stabiel. We mogen naar huis, daar kan ik ook plat liggen. Maar we gaan niet weg voordat we de eerste gynaecoloog gesproken hebben die zei dat alles wel ok was. Waarom zegt zijn collega dat ons kindje Down heeft? Zijn antwoord: “Ik ben het niet met mijn collega eens. Die NIPT is zonde van het geld, je bevalt al voordat de uitslag binnen is.” Pffff, ik wil naar huis. Ik ben dit ziekenhuis met al zijn artsen zo ontzettend zat.
Nu gaat het snel…
Een week lang ben ik nog thuis. Totdat, wederom midden in de nacht, mijn vliezen nog een keer breken. Maar nu goed. PLOP! Alsof de kurk van de champagnefles ging. Ik bel het ziekenhuis. Aangezien ik nergens last van heb (op wat nattigheid na), mogen we zelf naar het AMC rijden. Maar we zijn de hoek nog niet om of ik heb mijn eerste wee. Au…Ik kijk op de klok in het dashboard. Vijf minuten later: weer een wee. Ik kijk weer op de klok. Ze volgen elkaar sneller op. Bas rijdt door: binnen een half uur zijn we in het AMC.
We worden opgevangen en ik word in een hele warme kamer gelegd. Ik vraag of de gynaecoloog (geen Dr. van Leeuwen, whoop!) alvast wil voelen/kijken. Vond ze niet nodig. “Je water is een uur geleden gebroken, je ligt hier nog wel even.” Wat hebben artsen toch met mij?! Vriendelijk doch dringend vraag ik het nog eens. Ze kijkt en schrikt: 7 cm! Told you so. We worden naar een verloskamer gebracht en mijn heupen doen al zeer zodra ik het bed zie.
Toch bevallen van een prematuur
Het gaat enorm snel. De verpleegkundige kijkt op het scherm en ziet dat mijn wee afneemt. “Zo, ontspan maar”. Maar de volgende wee is er alweer. Ik vloek wat maar ben snel weer in mijn ritme. Bas lacht nu nog steeds om hoe ik in dat bed lag. Maar het werkte. Ik wiegde puffend heen en weer. Omdat Megan in stuit ligt, willen ze zoveel mogelijk ruimte voor haar maken. Wanneer ik eindelijk mag persen, houden mijn weeën op. Dat was zo’n raar moment. Alsof je de krekels kon horen, zo stil. Iedereen keek verwachtingsvol naar de monitor, naar mij. Maar er gebeurde niets.
Er wordt wat gepord in mijn buik. “Nou, doe maar wat”. Ik weet niet meer precies hoe vaak ik geperst heb, het was niet veel. Ze is er! Bas knipt de navelstreng door en Megan ligt op mijn borst. Maar ze wordt snel weggehaald en Bas gaat, zoals afgesproken, met haar mee. Nu begint het echte werk pas…
Lees hoe onze rollercoaster verdergaat in de blogs:
Terug naar haar geboorte. Wat schrijf je het toch geweldig. Zit er midden in. Wat een geweldige schrijfster ben je toch. En Megan, wat een kanjertje. Vandaag 4 jaar. We zijn bijna bij jullie. Ondanks de corona, gepaste afstand, tuin. Maar zo fijn om jullie weer even te zien. 🥰🥰